Wat is PTSS?
De afkorting PTSS staat voor posttraumatische stressstoornis. Bij de aandoening PTSS is er sprake van stress als gevolg van traumatische gebeurtenissen. Voorbeelden van deze traumatische gebeurtenissen zijn: levensbedreigende situaties zoals oorlog, ernstig letsel, misbruik, verkrachting, mishandeling en bedreiging van de fysieke integriteit. Bedreiging van de fysieke integriteit houdt in dat iemand het recht om te beslissen over het eigen lichaam wordt ontnomen.
De diagnose PTSS kan worden gesteld door een psychiater. De diagnose is niet altijd gemakkelijk te stellen omdat een patiënt in veel gevallen moeite heeft om over de traumatische gebeurtenissen te praten.
De diagnose van PTSS
De diagnose PTSS wordt gesteld aan de hand van criteria die vermeld staan in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). In eerste instantie moet er sprake zijn van een traumatische gebeurtenis in het verleden om de diagnose PTSS te kunnen stellen. Daarnaast moet er sprake zijn van herbeleving van de traumatische gebeurtenis in de vorm van dromen (nachtmerries) en flashbacks.
Verder moet de patiënt de prikkels die aan de traumatische gebeurtenis doen herinneren vermijden om te kunnen spreken van PTSS. Soms vertoont de patiënt gedragingen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw wordt herbeleefd. Houden deze klachten korter dan een maand aan, dan spreekt men niet van PTSS maar van acute stressstoornis (ASS). Een psychiater kan de diagnose stellen.
Lijst van PTSS symptomen
Bij de posttraumatische stressstoornis is sprake van de volgende symptomen:
- De traumatische gebeurtenis wordt herbeleefd in de vorm van dromen of flashbacks
- Situaties die aan de traumatische gebeurtenis doen herinneren worden vermeden
- De emotionele interpretatie van de voorvallen kan worden uitgeschakeld
- Soms ontwikkelt de patiënt een slaapstoornis
- Soms raakt de patiënt snel geïrriteerd en wordt prikkelbaar
- Klinische depressie
- Heftige schrikreacties
De behandeling van PTSS
Grofweg zijn er twee manieren om PTSS te behandelen. Enerzijds kan cognitieve gedragstherapie worden aangeboden. Anderzijds kunnen medicijnen worden voorgeschreven. In het geval van medicijnen zullen voornamelijk antidepressiva en angstremmers worden voorgeschreven. Voor wat betreft de cognitieve gedragstherapie zijn er verschillende mogelijkheden.
De eerste vorm van cognitieve gedragstherapie die kan worden aangeboden is "exposure". Hierbij wordt de patiënt aan de gevreesde situatie blootgesteld in de vorm van herinneringen. Het idee achter exposure is dat de patiënt de herinneringen minder gaat vermijden en min of meer bekend raakt met de herinneringen. Zodoende zullen de herinneringen aan de traumatische ervaring minder stress oproepen.
Een andere mogelijkheid is systematische desensitisatie. Hierbij stelt men een lijst op van situaties die angst oproepen. De lijst wordt trapsgewijs gerangschikt. De minst gevreesde situatie staat bovenaan. De meest gevreesde situatie onderaan. Rustig probeert men de angst weg te werken door de patiënt aan de verschillende situaties bloot te stellen, op volgorde van mate waarin de situaties angst oproepen.
Een derde mogelijkheid is flooding of implosieve training. Hierbij confronteert men de patiënt direct langdurig met de situaties waarvoor hij of zij bang is. Het enige dat de patiënt dan nog kan doen is de situatie accepteren, waardoor de angst verdwijnt.